Afbeelding

Turf

Algemeen

Na de ijstijden kon in de Hollandse rivierendelta is een pakket veen ontstaan dat op sommige plaatsen tot wel 18 of 20 meter dikte aangroeide.

Na de komst van de Batavieren, de Kaninefaten, de Romeinen en de missionarissen werd het veenland in gebruik genomen door boeren.

Ze verdeelden het land, ze groeven slootjes en weteringen en toen de eerste windmolens er waren, konden de boeren, hun landheren en hun dijkgraven het waterpeil in hun duizend kleine poldertjes zo hoog of zo laag houden als het het beste uitkwam voor het gewas dat ze wilden kweken.

Denk nu niet dat dat allemaal weidegras was: op het blauwgrasland werd eenmaal per jaar gehooid, op nattere plekken werd hennep geteeld. Sommige polders, bijvoorbeeld de polder Mastenbroek in Genemuiden, was geheel ingericht op de teelt van biezen, waar matten van gevlochten werden. Daar stond het water in 1960 nog tot aan de kruin van de dijk. Toen de mensen geen matten meer wilden, moest het polderpeil een halve meter omlaag om er koeien te kunnen laten grazen.

Weer andere polders werden gebruikt om turf te steken: mannen met plankjes onder hun klompen staken de veenbodem twee spaden diep in blokjes die ze lieten drogen. Daar kon de armeluiskachel een hortje op branden, voor een klein beetje warmte.

Het verlagen van het polderpeil vanwege al die activiteiten betekende dat de veenlaag in de loop van de voorbije zes-, zevenhonderd jaar gemiddeld één centimeter per jaar ingeklonken is. Dat lijkt niet veel, maar het betekent wel dat de massa van dat verklonken veen, ooit door waterplanten uit CO2 en water gevormd, dat die laag voor laag verbrand is, weg-geoxideerd of hoe je het ook noemen wilt, en als CO2 is teruggekeerd in de atmosfeer, waar we er ondertussen al te veel van hebben.

Dus: overal waar dat kan, zegt onze minister, moeten we het polderpeil verhogen. Kunnen de veenplantjes weer bijgroeien. Moeten we wèl lichtere koeien fokken en lichtere tractoren met bredere sloffen aanschaffen, want ja, als het polderpeil stijgt wordt de grond te zompig om er fatsoenlijk op te kunnen lopen, voor koe zowel als tractor.

Ministers moeten dit soort ondoordachte ideetjes niet in populaire TV-programma’s komen vertellen alsof het ‘hét evangelie is van het CO2-probleem’, want dat is het niet, zelfs niet voor een heel klein beetje. Het is onrijp getoeter om zichzelf te profileren.

Want denk nu zelf eens even mee: hoeveel schepen vol turf zou je nodig hebben om één Airbus met voetbalsupporters naar Doha te kunnen laten vliegen?

Hoeveel weidegrond had je de bestemming natuurgebied kunnen geven in plaats van er distributiecentra en woonwijken op te bouwen? Kijk om je heen, zie hoe Bodegraven met steeds grotere dozen in het weiland uitpuilt naar het oosten, zie die enorme polder achter de Julianasluizen die nu vol staat met huizen en inmiddels gemeente Zuidplas heet.

Mensen, laat je niks wijsmaken. Het effect van het verhogen van het polderpeil is niet meer dan een druppel die al verdampt voor hij de gloeiende plaat raakt.

Nieuwe landelijke regels voor het polderpeil, willen we dat? Met onoverzienbare gevolgen voor de bedrijfsvoering, af te dwingen met krankzinnige boetes?

Als je het mij vraagt kun je het polderpeil het beste overlaten aan de boeren zelf, die van hun eigen land precies weten wat elke centimeter meer of minder water betekent voor hun weidevogels, hun dieren en hun voortbestaan.

Otto Beaujon

Otto Beaujon