
Gerard David
AlgemeenMaart 1985, wij waren net in Oudewater komen wonen. Kees Knol belde, en heette ons welkom, en vroeg of ik zin had om in de bouwcommissie voor een nieuw zwembad zitting te nemen. Maar ik schaamde mij een beetje voor mijn hondjesslag en bedankte vriendelijk.
Er was bij ons al een paar keer een krantje in de bus gevallen: De IJsselbode. Daarin stonden lange en korte stukjes over hoe de beide voetbalverenigingen het, het voorbije weekend gedaan hadden, en stukken over de vergaderingen van de gemeenteraad, de plattelandsvrouwen en de muziek.
Ik las: De gemeenteraad heeft van de stad Brugge (in België) een aanbod gekregen om een groot oud schilderij van Gerard David van hen over te nemen. Brugge wilde namelijk een nieuw stadion bouwen voor de gelijknamige club, had geld nodig, maar zou het ook een plezierige gedachte vinden als het terecht kwam in de geboorteplaats van deze Gerard David. Nu wilde het toeval, dat ik dat schilderij (het waren er twee, als een soort stripverhaal, waarop een man door een paar slagers gevild werd, zijn vel er af zeg maar). Als klein kind waren we al eens in het Gruuthusemuseum in Brugge geweest, en nietsvermoedend waren mijn zussen en ik (mijn broertjes waren nog te klein) de zaal met dat schilderij binnengestapt en was ik bijna van mijn stokje gegaan bij het zien van de schreeuw op die man zijn gezicht en dat bloederig onderbeen, en die slager die even het mes tussen zijn tanden klemde om nog eens flink aan dat vel te sjorren.
Welnu, terug naar De IJsselbode van toen, de gemeenteraad wilde een peiling doen onder de burgers van Oudewater omdat er tenslotte toch een behoorlijk prijskaartje aan hing. Weliswaar niet de miljoenen van nu, maar toch meerdere honderdduizend franken. Er zat een bonnetje bij waar je je naam op in kon vullen en aangeven of je het schilderij wel of niet naar hier wilde halen. Dat briefje kon je bij De IJsselbode door de brievenbus doen vóór vrijdag a.s. en dan zou de notaris onder de inzenders een mooi stuk rosbief van slager Strik verloten.
Vrijdags ging de telefoon: u spreekt met de gemeente Oudewater, een ogenblikje, ik verbind u door, de heer Brouwer wil met u spreken. “Uhu, aha, meneer Beaujon, u spreekt met Piet Brouwer van de gemeente Oudewater. Weet u wat de datum is van vandaag? Geen idee- o wat ben ik een rund, één april!? Ik was er met boter en suiker ingegaan. Later vernam ik dat Piet Brouwer chef voetbalzaken was en daarmee kon ik die vondst van dat nieuwe stadion helemaal plaatsen. Wat hebben ze met z’n allen gelachen! Zelfs Jannes Smit schijnt hartelijk meegelachen te hebben, en dat doet mij dan weer plezier, want er zullen maar bitter weinig Oudewaternaars zijn die Jannes Smit ooit hebben zien lachen.
De grote rosbief heb ik nooit gezien en dat stelt mij gerust: ik was dus de enige niet geweest die het bonnetje had ingevuld.
Dit jaar is het trouwens de vijfhonderdste sterfdag van onze grote Vlaamse schilder; de TIP heeft al heel wat Belgische reisgezelschappen geboekt die van de zomer onze collectie Gerard Davids komen bekijken en van ‘t Oudewaters bier proeven!
Otto Beaujon
Otto Beaujon
