Nationale Voorleesdagen: wat je wil weten over voorlezen
AlgemeenVan 20 tot en met 30 januari zijn het de Nationale Voorleesdagen. Tijdens deze dagen wordt extra aandacht besteed aan voorlezen. Voor alle ouders die tegenwoordig ook juf en meester zijn, deelt Bibliotheek Het Groene Hart voorleestips, om het voorlezen nog leuker te maken. Voor je kind, en voor jezelf.
1. Een boek kiezen
Kies een boek dat aansluit bij de belevingswereld van je kind. Is er een baby op komst in het gezin of in de familie? Wordt je kind zindelijk, leert het tanden poetsen of lezen? Voor elke situatie is er een passend boek.
2. Te moeilijk
Een boek mag nét een beetje moeilijk zijn. Als je het vaker voorleest en samen praat over het verhaal, is de kans het grootst dat je kind geboeid raakt door het boek en ervan leert.
3. Voorbereiding
Lees de titel van het boek voor en praat met je kind over de voorkant. Wat zie je, wat denk je dat er gaat gebeuren in het verhaal?
4. Steeds opnieuw
Kinderen kunnen een verhaal eindeloos vaak horen en vinden het iedere keer weer prachtig. Bij de eerste keer voorlezen zij ze geboeid, de tweede keer is het een feest der herkenning en bij de volgende keren krijgen ze oog voor de details en ontdekken ze steeds weer iets nieuws in de plaatjes.
Saai voor de voorlezer? Dat hoeft niet als je na afloop elke keer over een ander onderwerp praat: het thema, de personages, heeft je kind zelf weleens zoiets meegemaakt?
5. Voorleesrituelen
Een ritueel maakt vertrouwd. Maak een dagelijks voorleesritueel. Lees voor op een vertrouwd moment, of op en knusse plek met een knuffel of kussen erbij, met zo weinig mogelijk afleiding. Het is jullie tijd samen!
6. Voorlezen met stemmetjes
In prentenboeken staan vaak veel korte spreekteksten. Het is niet nodig om je extra in te spannen en met allerlei verschillende stemmetjes voor te lezen. Als je langzaam voorleest, goed articuleert en je kind tijdens het voorlezen regelmatig aankijkt, tref je vaak beter de toon. Je kind zal goed begrijpen wie er in het boek spreekt. Eén gek stemmetje is natuurlijk wel grappig voor jezelf en je kind.
7. Voorspel samen het verhaal
Vraagt tijdens het voorlezen aan je kind hoe het verhaal verder zou kunnen gaan. Door hierover na te denken leren ze in hun dagelijks leven ook beter naar oplossingen te zoeken voor problemen.
8. Moeilijke woorden
Moeilijke woorden in het boek worden vaak in de context van het verhaal duidelijk. Gebeurt dat niet, wijs dan een plaatje aan, geef een voorbeeld of noem een vervangend woord. Zo onthoudt je kind het woord beter en dat is weer goed voor de ontwikkeling van het taalgebruik.
9. Laat je kind vertellen
Geef je kind gelegenheid om iets te zeggen als je het verhaal voorleest. Je kind heeft een eigen interpretatie van het verhaal en kan meepraten uit eigen ervaringen. Daar kun je vervolgens op ingaan. Zo blijf je kind betrokken. Ook leuk: laat je kind het verhaal zelf eens navertellen.
Ellen van Leeuwen