Het verzorgingsteam begin jaren '60.V.l.n.r. de zusters Louisina en Gabriëlla, Marie van Schaik (huishouding) en zuster Leonardina.Zittend het 'lekenpersoneel': Annie de Wit, Ria Sluis en Truus Straver.
Het verzorgingsteam begin jaren '60.V.l.n.r. de zusters Louisina en Gabriëlla, Marie van Schaik (huishouding) en zuster Leonardina.Zittend het 'lekenpersoneel': Annie de Wit, Ria Sluis en Truus Straver. pr

De Wulverhorst vijftig jaar jong (deel 1)

Algemeen

Dit jaar bestaat De Wulverhorst vijftig jaar en in het kader daarvan is mij gevraagd in ‘ff z@ppen naar de vorige eeuw’ daar wat extra aandacht aan te besteden. In aanloop naar het hoofdartikel volgende keer, wil ik eerst eens de situatie voor de bejaarden schetsen vóór de bouw van De Wulverhorst. Ik richt me hier in hoofdzaak op de katholieke bejaardenzorg omdat van daaruit De Wulverhorst ontstond. De protestanten hadden, zo ging dat in die tijd van verzuiling, een eigen Protestants Christelijk Bejaardenhuis in de Broeckerstraat (nu ‘De Broeck’). Voor hen zou in de jaren ‘70 ook een nieuw bejaardentehuis gebouwd worden in Klein Hekendorp: De Schuylenburcht.

Katholiek bolwerk

In de Kapellestraat bevond zich in de jaren na de oorlog een groot katholiek bolwerk dat aangestuurd werd door de zusters Franciscanessen uit Bennebroek. Het grote gebouwencomplex omvatte het klooster tegenover de katholieke kerk. Dit is het enige pand dat bewaard is gebleven. Naast dit kloostergebouw, waarin maar liefst 56 zusters woonden, stond er aan de Kloosterstraat een vleugel voor drie scholen: de lagere school voor meisjes, de huishoudschool en de mulo. In de Nieuwstraat bevond zich een groot bejaardenhuis voor mannen en de kleuterschool. In 1953 zou in de Nieuwstraat ook nog de huidige Mariaschool gebouwd worden. In de Ursulakapel en de twee grote panden ernaast zaten de bejaarde dames. Achter de Ursulakapel was het onderkomen voor zo’n veertig pensionaires (kostkinderen).

Primitief en toch….

Naar onze moderne maatstaven was het onderkomen voor de bejaarden in de jaren ‘60 bepaald primitief te noemen: geen liften en geen baden, slechts één douche en één wasbak met alleen maar koud water per etage. ‘De Bouw’ (het oudemannenhuis) telde maar liefst drie verdiepingen plus een zolder. En dan geen lift! Het valt te begrijpen dat het elke dag een enorm gesleep met ketels en teiltjes warm water was, want de bejaarden werden op hun kamer gewassen. Wilde iemand douchen dan moest dat eerst worden afgesproken. Doordat er geen liften waren, was het iedere keer een heel gedoe als er bijvoorbeeld iemand naar het ziekenhuis moest worden gebracht. Er werd dan hulp ingeroepen van enkele vrijwilligers zoals Wim de Keyzer en Gert Pardoel. Zij hielpen mee om de patiënt de trappen af te dragen. Hetzelfde probleem was er natuurlijk ook als iemand was overleden. In de jaren voordat De Wulverhorst zou worden gebouwd, zaten in de vleugel aan de Nieuwstraat ongeveer vijftig bejaarden: echtparen, die een bescheiden kamer bewoonden, plus een twaalftal mannen die ‘op zaal’ verbleven. Dat wil zeggen dat zij een gezamenlijk eet- en recreatiezaaltje hadden en sliepen in een chambrette op een slaapzaal. Die chambrettes waren van boven open, maar hadden wel een deur. Dit in tegenstelling met de chambrettes van de pensionaires die alleen maar met een gordijn waren afgesloten.

Bejaardenzorg als liefdewerk door religieuzen.

De overige bejaarden -zo’n dertig- woonden in het gedeelte aan de Kapellestraat, dus in de voormalige Ursulakapel en de twee naastliggende panden. In de Ursulakapel was ook een ‘vrouwenzaal’ voor de alleenstaande vrouwen die dezelfde soort voorzieningen hadden als de mannen in De Bouw. In de eerste jaren na de oorlog geschiedde de verzorging nog alleen door religieuzen. Velen van hen waren eigenlijk zelf al bejaard. De nonnen waren altijd in de weer, van ‘s morgens half zes tot in de avond, óók in het weekend. Vakanties kenden ze niet. Er was geen sprake van vaste werktijden volgens een collectieve arbeidsovereenkomst. Als ze moe waren, konden ze ‘s middags wel eens een uurtje een tukkie doen, indien er tenminste niets bijzonders aan de hand was. De zusters in de bejaardenzorg kregen geen salaris of zakgeld. Dit gold overigens voor alle religieuzen, ook voor hen die een baan hadden zoals de onderwijzeressen. Van wat zij verdienden werd het bejaardentehuis onderhouden, want inbreng van de bejaarden zelf was er niet veel. Een aantal, vooral boeren en andere zelfstandigen, had zich ‘ingekocht’. Al jaren voordat ze naar het bejaardentehuis gingen, was daarvoor betaald. Maar door de geldontwaarding in die jaren stelde dat bedrag niet veel meer voor op het moment dat ze zich inderdaad lieten opnemen. Dat gaf dan ook problemen toen er in 1971 verhuisd moest worden naar De Wulverhorst en ineens de reële prijs betaald moest worden.

Leken

In de zestiger jaren kwamen de grote veranderingen. De eerste leken werden aangesteld: Truus Straver als verzorgster en Marie van Schaik en Lien Straver voor de huishouding. Toen kwamen ook de nonnen in loondienst, maar moesten hun salaris wel weer in zijn geheel afstaan. Het was de tijd van de grote veranderingen in het kerkelijk- en kloosterleven. Het lange habijt met dichte kap werd afgelegd voor een tenue met kortere rok en kleiner kapje. Voor de bejaarden was dat nogal schokkend en het duurde dan ook een tijd voor ieder daaraan gewend was.

De hele maatschappij veranderde in rap tempo en zo werden er opeens totaal andere eisen gesteld aan de bejaardenzorg. De huisvesting in De Bouw en in de Ursulakapel voldeed natuurlijk in de verste verte niet aan die nieuwe normen en werd afgekeurd. Het liefst had het bestuur op dezelfde plaats nieuwbouw gepleegd, maar daarvoor gaven de bevoegde instanties geen toestemming. Na lang getouwtrek is dan in 1971 De Wulverhorst verrezen op een plek ver weg van de binnenstad.

Knus

Zuster Gabriëlla vertelde over haar tijd in De Bouw en de Ursulakapel: “Al was de behuizing dan primitief, het was ronduit heerlijk om daar te werken. Dat was vooral te danken aan de goede, gezellige sfeer die er heerste. En alles wat je deed, werd ook zo echt gewaardeerd. Nooit merkte je de houding van “We hebben er toch voor betaald!” Met plezier was je dan ook dag en nacht in de weer en werd van alles uit de kast gehaald om het de bewoners naar de zin te maken. Zo hebben we eens met man en macht Sinterklaas -die last van zijn rug had- de trappen op en afgesjouwd om hem elke bewoner te laten bezoeken. En ondanks alle comfort en luxe die in De Wulverhorst kon worden geboden, was toch wel het grote verschil met de zorg tegenwoordig, het simpele feit dat er veel meer tijd aan elke bejaarde afzonderlijk kon worden besteed. Je kon rustig een praatje maken en luisteren naar hun verhalen en problemen. Dat hebben juist mensen op leeftijd dikwijls zo hard nodig.”

Natuurlijk, qua voorzieningen kwamen de 48 bejaarden, waarmee zuster Leonardina en zuster Gabriëlla in 1971 naar De Wulverhorst verhuisden, van de hel in de hemel: ruime, lichte kamers met keukentje en toilet, liften, een prachtig restaurant en recreatiezalen, rondom een park. Maar toch misten velen nog jarenlang de gezelligheid en knusheid van voorheen.

Terwijl ik dit verhaal aan het uittypen was, moest ik onwillekeurig denken aan het gedicht ‘Roeping’ dat Gerard Reve in 1973 schreef:
Zuster Immaculata die al 34 jaar verlamde oude mensen wast, in bed verschoont en eten voert, zal nooit haar naam vermeld zien.
Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij vóór dit, of tegen dat is, het verkeer verspert, ziet ‘s avonds zijn smoel op de tee vee.
Toch goed dat er een God is.

Volgende keer over de nieuwe tijd met het nieuwe gebouw: De Wulverhorst.


Bronnen: ‘Toen je nog de tijd voor hen kreeg’, herinneringen van zuster Gabriëlla (jaarboek 1996 van de Geschiedkundige Vereniging Oudewater).


De vorige afleveringen van ff z@ppen zijn gebundeld in vier delen. Daarbij is gebruik gemaakt van extra materiaal als aanvulling. De rijk geïllustreerde boekjes zijn voor e 17,50 in Oudewater te koop bij de Read Shop, de TIP en bij de schrijver zelf op De Cope 6. Eind 2020 is ‘ff z@ppen deel 5’ op de markt gekomen. Onder de titel ‘Oudewater 1940-1945’ staat dit deel geheel in het teken van de Tweede Wereldoorlog.

Wout van Kouwen

Het bejaardenhuis voor de mannen werd in de volksmond 'De Bouw' genoemd. Die naam 'De Bouw' was vanwege het feit dat die vleugel het laatst bij het complex aangebouwd was. De officiële naam was: St. Antonius afdeling. De hoofdingang was aan de Nieuwstraat.
De kloostertuin met rechts de Lourdesgrot en op de achtergrond het bejaardenhuis voor de mannen.
Een Katholiek bolwerk.
Afbeelding